Marmalade met een koninklijk randje

Als ik aan marmalade denk komt het Berberrijk van de Almohad kaliefen niet als eerste bij mij op. Eerder beertje Paddington met zijn kleverige handen. Toch waren deze Berbers die de eerste sinaasappelbomen mee namen naar Sevilla en in de tuinen van het Alcázar fort plantte. De vrucht groeit daar uitstekend, maar de smaak valt bij de lokale bevolking niet heel erg in de smaak. De sinaasappel is bitter en het vruchtvlees is taai. Wel is hij erg populair bij zeevaarders, die hem meenemen op hun reizen over de wereld zeeën. Het hoge vitamine C gehalte voorkomt scheurbuik en de stugge schil zorgt er voor dat de sinaasappel lang houdbaar is. Rond 1780 vergaat er een schip aan de Schotse kust en spoelen er tientallen sinaasappels aan op de kust van Dundee. James Keiller neemt een aantal van de gevonden sinaasappels mee naar huis, een ware schat in die tijd. Helaas zijn ze te bitter om zo te eten. Maar zijn vrouw Janet weet er wel wat mee en kookt ze met suiker. Zo smaakt het niet alleen veel ...